Daniel Patrick Welch - click to return to home page


    English versions 
Arabic versions - Saudi Arabia Catalan versions Croatian versions Czech versions Danish versions Nederlandse versies Finnish versions Versions Françaises Galician versions German versions Greek versions Indonesian articles Le versioni Italiane Japanese versions Urdu versions - Pakistan Polish versions Portuguese articles Romanian versions Russian versions Serbian articles Las versiones Españolas Ukrainian versions Turkish versions

 

 

 

Een reden om te blijven: Still Crazy After All These Years

(9/08)

door Daniel Patrick Welch

Terwijl ik bezig was met het uitzoeken van wat oude papieren, vond ik dit stuk. Ik heb het meer dan 16 jaar geleden geschreven, en het viel me op dat de kernboodschap ervan tegenwoordig nog zo belangrijk is – misschien nog wel belangrijker dan toen ik deze boodschap met de matrixprinter aan het kettingpapier toevertrouwde. Als schrijver was mijn eerste ingeving om te proberen ermee te spelen, het te “moderniseren” en het te verbeteren. Ik weersta de verleiding grotendeels, behalve om te zeggen dat een van mijn eerste gedachten was dat we wel gek moeten zijn omdat we na 16 lange jaren waarin we zoveel stormen en crises hebben overwonnen, nog steeds op dezelfde manier bezig zijn. Still crazy after all these years (met excuus aan Paul) – of misschien hebben we wel geluk dat we alleen al stilstaan in die maalstroom. De originele tekst spreekt wel voor zich. 

* * * * * * * * * * 

Een van de mooie kanten van het onderwijs, maar ook een van de valkuilen ervan, is het gevoel dat je in een achtbaan zit, dat je de hoogte- en dieptepunten van kinderlevens stuurt en erin mee probeert te gaan. Als ik toekomstige onderwijzers interview die zeggen dat ze het onderwijs in willen omdat ze “gewoon zoveel van kinderen houden”, bedank ik meestal. Niet omdat ik niet van kinderen hou, maar er is een duizelingwekkende, studentikoze aantrekkingskracht tot een mythische kindertijd in verweven die me wat oppervlakkig lijkt. De kindertijd gaat veel verder, vanaf ogen die van verwondering wijd open zijn gesperd tot de koppige, zelfzuchtige woede van onvervuld verlangen. Iemand die zich niet kan herinneren dat hij op het schoolplein is geplaagd en anderen heeft geplaagd, wordt een slecht onderwijzer. 

Een ritje in die achtbaan kan afwisselend opwindend, deprimerend en beangstigend zijn. Niemand heeft hulp nodig om te begrijpen hoe dankbaar het kan zijn om een kind te zien opgroeien en te leren. Tenslotte zijn kinderen en huisdieren de enigen die onvoorwaardelijk van ons houden. Maar de dieptepunten zijn moeilijker te verklaren en te begeleiden. Het is angstaanjagend als je een kind moet uitleggen dat je ook maar een passagier bent als het wil dat jij de controle hebt over de rit. Als een kind je smeekt iets te doen zodat hij niet naar zijn vader hoeft te gaan ondanks een gerechtelijk bevel, moet je zijn hart breken en hem vertellen dat je niet de betrouwbare rots bent die hij dacht dat je was. En er is niets zo vernietigend als met hart en ziel een kind helpen om vervolgens te merken dat een overspannen ouder vindt dat jij aan het probleem bijdraagt. Net als in het hele leven is het bij het onderwijs gemakkelijker om je ergens niet mee te bemoeien. 

Maar je ermee bemoeien is nou juist waar het om draait. Je kunt niet halverwege uitstappen. Het onderwijs heeft inderdaad zijn minder mooie kanten. Ik herinner me nog zo’n gebeurtenis, de dag na de opstand in Los Angeles. Ik haalde een groep kinderen af van de bus- allemaal giechelend en sprankeldend in de onschuldige onwetendheid van hun jeugd, terwijl ik met ontnuchterende helderheid aan hun vooruitzichten dacht. Daar stonden ze dan, een mengeling van zwarte, Latijns-Amerikaanse en blanke kinderen, meest arm. En in Los Angeles was klasse net zo belangrijk als ras, een feit dat de media verbloemden. In de verstoorde rust van Los Angeles huilde ik bij de gedachte aan wat deze kinderen – mijn kinderen, vond ik – te wachten stond in de kleingeestige maar vertroetelende bezitterigheid die onderwijzers zich aanmeten. Plotseling realiseerde ik me dat veel van deze kinderen op vijfjarige leeftijd al in een ongunstige situatie verkeren. Statistieken vulden mijn hoofd terwijl ik de kansen berekende en me inspande om mijn wanhoop voor hun vurige, alwetende ogen te verbergen. 

Vandaag, en vele andere dagen, heb ik mij gericht op herinneringen aan het andere gedeelte van de rit, die van de opwinding en de blijdschap en de beloning die bestaat uit het achterlaten van een indruk op tenminste één persoon. Iedere leraar wil herinnerd worden, een vast punt zijn in de herinnering van een kind, dat blijft voortleven en groeit terwijl de herinnering wordt doorgegeven. Maar ik heb nog geen verhaal dat ik kan vergelijken met dat van mijn moeder, een dat ze, na vijfenveertig jaar van het grootbrengen en onderwijzen van kinderen nog steeds het verhaal kan noemen dat haar emoties het sterkst oproept en haar roeping vernieuwt. 

Op een dag kreeg mijn moeder een interlokaal telefoontje en de stem van de persoon aan de andere kant van de lijn kwam haar bekend voor. Grappig hoe we ons soms door de trucjes die ons geheugen met ons uithaalt ploegen, net zoals je op foto’s kunt zien hoe je er over twintig jaar uit zult zien. “Hallo, Mrs. Welch? U spreekt met Miriam Irving. Weet u nog wie ik ben?”

Ik moest lachen toen ik het hoorde. Miriam had eeuwen geleden in het kleuterklasje van mijn moeder gezeten. Ik moest wel bewondering hebben voor haar zin voor effect dat haar de kracht gaf om te bellen, ondanks het risico dat ze misschien niet herkend zou worden. Ik zou nooit zo’n telefoontje kunnen plegen, dacht ik. Miriam wist het niet, maar het was dom om te denken dat mijn moeder haar zou hebben vergeten. 

Miriam was ongeveer van mijn leeftijd, en als kind hadden we een tijdje samen gespeeld. Zij en haar broers waren ongeveer van dezelfde leeftijd als de jongste kinderen van mijn moeder. In die tijd was hun gezin een van de weinige zwarte gezinnen in Salem, en hoewel onze vriendschap ontstond uit de relatie die mijn moeder met hen had, denk ik dat mijn moeder op haar blanke, liberale manier dacht dat het iets bijzonders voor ons was om zwarte vrienden te hebben. We logeerden bij elkaar en maakten samen uitstapjes, vooral in een bepaalde zomer. Op een feestje renden we door het huis en botsten vol tegen elkaar op, waarbij mijn tand zich in haar kruin boorde. Onze broers plaagden ons omdat we elkaar aardig vonden. Dat was denk ik ook waar; ze was zoiets als mijn eerste vriendinnetje. Haar hoofd genas, maar ik heb nog steeds een tand in mijn mond die een beetje verkleurd is – een trofee van de tijd die we samen hebben doorgebracht. 

Maar de herinneringen die door mijn moeders hoofd schoten werden niet door Miriam opgeroepen. En dat is het mooie van lesgeven, en van herinneringen. Je wordt altijd een beetje verrast door wat een kind bijblijft, als jij je de dingen op een andere manier herinnert. “Weet u nog die keer op de kleuterschool?” begon Miriam met een stem vol emoties. Mijn moeders ogen vulden zich al met tranen voor ze het verhaal had gehoord, uitpuilend onder het verzamelde gewicht van voorheen onaangeboorde herinneringen. 

“Ik speelde met het bord en kreeg allemaal krijt over mijn armen,” ging Miriam verder. “Ik bleef zitten en zei: ‘O mooi, nu kan ik blank zijn, net als de andere kinderen.’” Mijn moeder herinnerde zich dat direct, en haar geheugen bracht haar terug naar het eind van de jaren zestig, de tijd dat de FBI zo bang was voor black pride dat ze de Panthers in hun bed vermoordden. “U zorgde dat ik me waste. En u zei: ‘Nee, liefje, je bent niet blank. Je bent zwart, en daar moet je trots op zijn.’ En u liet me opstaan in het kringgesprek en aan alle kinderen vertellen dat ik niet blank was maar zwart en dat ik trots was dat ik zwart was. Weet u dat nog?”

Nog een lachje. Natuurlijk wist ze het nog. Maar ze kon het eigenlijk niet weten, en Miriam wist dat ze dat niet kon. “Ik weet niet of u wel ooit hebt geweten hoeveel dat voor me heeft betekend.” Tot op dat moment was dat waar. Grappig, dacht mijn moeder, je doet dingen niet voor de toekomst, maar omdat het goed is om het te doen. Nu, twintig jaar later en duizenden kilometers verder, komt het uit het niets, als een donderslag bij heldere hemel. “Maar goed,” ging Miriam verder, “ik ga volgende maand trouwen en ik zou graag willen dat u komt.” Mijn moeder huilde toen ze ophing. 

Natuurlijk ging ze met de bus naar Virginia, waar ze naartoe waren verhuisd. Ze trok in de wasruimte van het station schone kleren aan, een hereniging beladen met tranen, een snel afscheid waardoor niet genoeg herinneringen werden opgehaald en daarna ging ze terug naar het noorden. Miriam stuurde foto’s toen ze haar baby had gekregen, en daarna nog een dacht ik, maar we verloren het contact opnieuw. 

Ik denk dat ze niet besefte wat de impact van haar telefoontje was, en ze zei dat mijn moeder dat ook niet besefte. Volgens mij was het moedig; ze nam het risico dat ze was vergeten toen ze na zoveel jaren weer contact opnam. Soms komen ze echt terug. Ze wist niet wat we op dat ogenblik deden en kon niet voorzien dat we probeerden een alternatief onderwijsmodel probeerden op te bouwen – een waarmee we proberen de grenzen van klasse, ras en cultuur te overschrijden. Ze wist het niet; ze had geen ander doel dan te proberen het goede te doen, en dat maakt het verhaal nog krachtiger. Het is een gave. Het blijft in mijn gedachten, als een meditatiesteen waarvan de hoeken worden afgesleten als het er ruw aan toe gaat. Ik hoop dat ik het nog mag beleven dat ik zelf zo’n verhaal kan vertellen, zodat anderen net zo trots op mij zullen zijn als ik op mijn moeder ben, en op Miriam. Ik zou willen dat Miriam wist hoeveel levens dit direct en indirect heeft geraakt, omdat het de inspiratie heeft vernieuwd. Ik denk dat ik deze baan maar houd. 

* * * * * * * * * * * * 

Toen ik dit artikel opnieuw las, vond ik vooral het beeld van de meditatiesteen aangrijpend – ik haalde het oude verhaal tevoorschijn en liet me door de woorden overspoelen; ze waren een zeer welkome kalmerende balsem. We zijn ontelbare keren heel dicht bij de sluiting van de school geweest; we hebben ontwikkelaars, opdringerige en onverdraagbare mensen, ijverige en misleide regelaars moeten afweren… en natuurlijk de banken, de regering en de andere wolven die zich aan onze deur meldden. Dat alles om alleen maar ons ding te kunnen blijven doen. Het is moeilijk, soms zelfs een beetje dwaas-optimistisch, om er trots op te zijn dat je alleen maar boven water blijft en om het als een grote prestatie te beschouwen dat je er nog bent. Maar Kipling had waarschijnlijk gelijk – “als je je hoofd erbij kunt houden terwijl alle mensen om je heen het verliezen en jou daarvan de schuld geven…”

In de tussenliggende jaren verloor ik mijn vader en Miriam verloor haar man en haar broer. Julia en ik zijn al bijna zo lang bij elkaar als ik schrijf, de 70ste verjaardag van mijn moeder (Miriam en haar moeder kwamen toen op visite en lieten mijn moeders leven nog eens de revue passeren) en haar 80e werden in goede gezondheid gevierd. Maar breder gezien lijkt de onverzettelijkheid met betrekking tot de situatie van de armen in Los Angeles tegenwoordig kinderspel, verdrongen door onvoorstelbare verschrikkingen die we ons nooit hebben kunnen voorstellen. In plaats daarvan is een virtuele en reële explosie van meedogenloosheid en verschrikkingen gekomen, waardoor de armen van de wereld van New Orleans tot Gaza en verder als een soort overbodige mensheid worden opgeslagen. De heersende elites spreken steeds meer als één man terwijl de kloof tussen arm en rijk exponentieel groeit; het eind is nog niet in zicht en er is geen hoop op dat de glamoureuze verkiezingen met in de hoofdrol mooie mensen met tonnen geld van de gemeenschap wezenlijk zullen veranderen. 

Het is bijna niet vol te houden, tot ik deze meditatiesteen vond, die zelfs troost geeft als ik me voel als de misleide kapitein in Muiterij op de Caine. Mijn dwaasheid blijkt uit het feit dat ik de steen in alle openheid heen en weer rol. Deze baan houden? Goed hoor. Nog dwaas? Best mogelijk. Maar wat belangrijker is, al klinkt het ook banaal: Still Here After All These Years…



© 2008 Daniel Patrick Welch. Herdruk is toegestaan mits de naam van de schrijver wordt genoemd en een link naar http://danielpwelch.com wordt opgenomen. Schrijver, zanger, taalkundige en activist Daniel Patrick Welch woont en werkt in Salem, Massacusetts, met zijn vrouw, Julia Nambalirwa-Lugudde. Samen leiden zij The Greenhouse School. Ze geven ook workshops en seminars over muziek, geschiedenis en culturele diversiteit. Vertalingen zijn in meer dan 20 talen beschikbaar. Wij zijn u erkentelijk als u een link naar danielpwelch.com wilt opnemen. Via de website:  is de nieuwe cd, Let It Snow verkrijgbaar

Vertaald door Hennie Volkers

^  Top  ^


Schrijver, zanger, taalkundige en activist Daniel Patrick Welch woont en werkt in Salem, Massacusetts, met zijn vrouw, Julia Nambalirwa-Lugudde. Samen leiden zij The Greenhouse School. Enkele van zijn artikelen zijn op de radio uitgezonden en vertalingen zijn in zo'n 20 talen verkrijgbaar. Wij zijn u erkentelijk als u een link naar danielpwelch.com wilt opnemen.